[Scherminkel]
SCHERMINKEL, z.n., m. en onz., des scherminkels, of van den, het scherminkel; meerv. scherminkels. In het gebruik geldt dit woord voor een zeer mager mensch of dier; ook voor een geraamte: hij ziet er uit als een scherminkel. Die magere scherminkel! Zamenstell: scherminkelbeen, bij Oud.: vunssige scherminkelbeenen. Scherminkelshuisje, knekelhuis, beenderhuis, bij Halma. Kil. heeft het woord scheminkel, simius, aap.