[Schandvlek]
SCHANDVLEK, z.n., vr., der, of van de schandvlek; meerv. schandvlekken. Eigenlijk eene vlek, waardoor iets geschonden, of ontsierd wordt. Doch het wordt doorgaans gebruikt in den zin van eenen persoon, welke een' ander schande veroorzaakt; en dan is het mannelijk: ik zal dien schandvlek ten toon stellen. Hij is de schandvlek van zijn geslacht. Een schandvlek van zijn eeuw. Fr. v. Dorp. Van hier het bedr., gelijkvl. w., schandvlekken, door Vondel en anderen gebezigd.