[Schaakmat]
SCHAAKMAT, bijv. n., en bijw. Een woord in het schaakspel gebruikelijk. De koning is schaakmat, wanneer alle toegangen zoo bezet zijn, dat hij geenen stap meer kan doen. Bij overdragt wordt het woord ook gebruikt, om eene volkomene uitputting of krachteloosheid te beteekenen. Schaakmat zijn. Het is meest als een bijwoord in gebruik, maar komt enkele malen ook als bijv. naamw. voor: een schaakmatte koning.
Schaakmat, it. scacco - matto, fr. echec et mat, beter echec est mat, de koning (de schaak) is mat d.i. dood. De eerste helft van dit woord is het arab. schach (zie boven), en de andere helft het niet min oostersche mat, dood, hebr. מת. Als de koning in dit spel tot dien staat van onvermogen gebragt is, dat hij zich niet meer verroeren kan, zeggen de arabieren, schachmat, de perzianen scia - mat, d.i. de koning is dood. Van daar is dat woord met het schaakspel in Europa gekomen.