rouw. In dezen zin heeft rouw een meervoud: twee rouwen kort na elkander ontvangen. In den zin van droefheid werd het oulings ook in 't meervoud gebezigd: vervult met rouwen. Moerm. Evenveel welk ander teeken van droefheid over iemands overlijden: gij draagt rouw aan den arm. Het geheele huis was met rouw behangen. De tijd van rouw dragen: hoe lang duurt die rouw? Mijn rouw is haast uit. Weeklagt over een lijk: ende hij maekte sijnen vader eene rouwe van seven dagen. Bijbelv. Lijkstatie: daar is een groote rouw achter dat lijk. Bij Hooft is rouw meermalen vrouwelijk: aan de rouwe over de gemalinne neem ik deel. Andere praal der adelijke rouwe. Van hier rouwig, droevig, treurig, ook berouw hebbend: zijt daar niet rouwig over. Och mi rouwighe moeder. Guld. Tr. Zamenstell.: rouwbaai, rouwband, rouwbedrijf, rouwbeklag, rouwdrager, rouwgedicht, rouwgespen, rouwgewaad, rouwgoed, rouwhoed, rouwkamer, rouwklager, rouwklagt, rouwkleed, rouwkoets, rouwkoop, rouwlied, rouwlint, rouwmaal, rouwmantel, rouwschoenen, rouwsleep, rouwstatie, rouwwinkel, enz. Het boven genoemde rouwkoop is in gebruik voor het berouw, of de verandering van zin, omtrent eenig aangegaan verdrag van koop; en men zegt: rouwkoop hebben, of
berouw hebben over zekere koop, en rouwkoop geven, d.i., bij onderlinge overeenkomst, eene koop voor zekeren prijs vernietigen.
Rouw, hoogd. reue, Otfrid. riu, Isid. hreuu, Kero hriuun, angels. hreow, is afkomstig van rouwen.