[Rotting]
ROTTING. z.n., m., des rottings, of van den rotting; meerv. rottingen. Verkleinw. rottingje, rottinkje. Eigenlijk, een rietachtig plantgewas, dat bij de kruidkenners den naam van rottang voert, en verschillende soorten heeft. In het gebruik, een staf, die van dit plantgewas genomen wordt: ik heb mijnen rotting vergeten. Hij gaf hem wat met den rotting om de lendenen. Zamenstell.: rottingband, rottingknop, rottingolie, dat al schertschend gebezigd, hetzelfde is, als rottingslag, enz.