[Register]
REGISTER, z.n., o., des registers, of van het register; meerv. registers. Verkleinw. registertje. Eene beknopte aanteekening van al, wat tot eenige zaak behoort: de registers der handelingen van de plaatselijke regering. Die schuld is op het register geboekt. Er zijn uit de Bijbelsche geslachtregisters meermalen verscheidene personen weggelaten. Bijzonderlijk, de bladwijzer van een boek: sla het register maar eens op. Aan dat werk ontbreekt nog een register. Voorts, de verschillende pijpen van een orgel, die tot eenerlei soort van stemmen behooren: het sluitregister, het register van de trompet. En de houtjes ter zijde van het klavier, door welker verschuiving men elk register naar believen doet spreken, of zwijgen: haal dat register uit. Spreekw.: al de registers uithalen, zijne stem zoo veel verheffen, als mogelijk is. Op het zwarte register staan, ter kwader naam en faam staan; omdat men de namen der ballingen weleer op zulk een register stelde. Van hier registreren, geregistreerd.