Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
ik was hem overlang zulk eene poets verschuldigd. Van hier poetsig, boertig, vol van poetsen. Zamenstell.: poetsemaker. Poets, anders ook pots, is het zelfde als boetse, bij Kil. ook bootse, zie boetse, hoogd. posse en possen, opperd. bosz, neders. butze, zweed. puss, ital. pazzia; misschien zijn het hoogd. spasz en witz, het oudd. fatzen, en het eng fetch, van denzelfden oorsprong. |
|