uit papier vervaardigd is: een papieren luchtbol. Papieren geld, overvloedig bekend, en meermalen kort weg enkellijk papier genoemd. - Papieren behangsel. - Een papieren mannetje, een zwak mensch. - Mijn papieren kind is vrij gelukkig, het gaat wel met mijn geschrift. In denzelfden zin komt papier voor in de zamenst. papiermaker, papiermakerij, papiermolen, papierverkooper, papierwinkel, papierworm, drukpapier, pakpapier, postpapier, schrijfpapier, vloeipapier, enz., en in graauw papier, schoon papier, wit papier, zoo als men figuurlijk menschen noemt, die nog van zekere indrukken ontbloot zijn: dat kind is nog wit papier, weet daar- en daar- van nog niets; als ook iemand, wiens lot nog niet getrokken is: ik ben in de loterij nog wit papier. Intusschen beteekent papier dikwijls ook een stuk papier van onbepaalde grootte; en alsdan heeft het een meerv. papieren, en een verkleinw. papiertje. In dien zin wordt het meermalen gebruikt voor op papier gestelde verklaringen, getuigschriften, enz.: zijn uwe papieren in orde? - Geeft mij daar slechts een kleen papiertje van. - Hij gaf mij een papier op N.N., een wissel, of eene assignatie, aan N.N. houdende.
Papier, hoogd. papier, fr. papier, eng. paper, zweed. papper, stamt af van den egyptischen naam van een plantgewas, waaruit het eerste papier vervaardigd werd, zie papierriet.