Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |
lijk een ding, dat van eene ondiepe holligheid verzien is. Dus heet het ijzer of koper, waarin de tap van eene overeinde staande spil nederkomt, in molens, uurwerken, enz., de pan, en bepaalder de tappan, of ook wel het tapgat: Al schokte zelf de hemelspil uit haar metale pannen. Vond. Dus geeft men den naam van de pan aan een hol gedeelte van het slot van een snaphaan, of pistool, waarin men het kruid doet, dat door den vuursteen moet worden aangestoken: kruid op de pan - open de pan - sluit de pan - het brandt op de pan los. Voorts wordt ook de hersenschaal met den naam van pan, of hersenpan bestempeld: de pan werd hem afgeschoten. - En trapt Gods vijanden de pan in dertighmael. Vond. De holle tegels, waarmede men hier te lande gemeenlijk de huizen dekt, noemt men ook pannen: dat huis is met blaauwe pannen gedekt. - Daar bleef geene pan op het dak. Eindelijk bevat de naam van pannen velerlei holle vaten van koper, ijzer, blik, potaarde, enz., waarvan men zich in fabrijken, en keukens bedient, om het een of ander toe te bereiden; en omdat een werktuig, waarvan men zich bedient, om bedden te warmen, in gedaante aan de gezegde pannen gelijkt, noemt men het eene bedpan. Andere pannen voeren de onderscheidende namen van bakpan, braadpan, broedertjespan, drooppan, fruitpan, kastanjepan, koekenpan, roostpan, smoorpan, stoofpan, taartpan, vuurpan, zoutpan, enz. Figuurlijk wordt pan gebezigd in de spreekw. in de pan hakken, niet, zoo als Frisch beweert, een houw, of houwen, in de hersenpan toebrengen, maar even eens in stukken houwen, als een slagtbeest wordt gehakt, om in de pan te kunnen worden toebereid. De pan zal aanbranden, het zal in de war loopen. Ergens aan de pan blijven hangen, er onvoorziens en onverwacht te gast blijven. Behalve de opgenoemde zamenstell. komt van pan nog: hoofdpan, laadpan, nokpan, vorstpan, - panaal, panappel, panboor, om te trepaneren, panharing, panlikken, panlikker, panlikkerij, pannenbakker, pannenbakkerij, pannendak, pannendekker, panvlies, het vlies der hersenpan, panvisch. |
|