Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 774] [p. 774] [Overaat] OVERAAT, veroud. z.n., voor gulzigheid: Ende aldus die wolve verteren, ende met overate verslinden. L. van Velth. Kil. heeft overaete, overaetheid, nimia ingluvies. Van hier overatig, insgelijks verouderd. Vorige Volgende