[Orkaan]
ORKAAN, z.n., m., des orkaans, of van den orkaan; meerv. orkanen. Een hevige storm:
Uw vatikaan zal eeuwiglijk bestaan,
Spijt donderbui, spijt brullenden orkaan. De Deck.
Zamenstell.: krijgsorkaan. Ital. orcano, fr. ouragan, Eng. hurricane, hoogd. orkan.