[Opdrukken]
OPDRUKKEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. op en drukken: ik drukte op, heb opgedrukt. Op iets drukken: een merk, dat er opgedrukt was. Ook door middel der drukkunst op iets drukken. Eindelijk eene lastige en zware zaak op iemand leggen: groot Roomen heeft zijn jokk den Spagnaard opgedrukkt. Huygens.