[Onverstand]
ONVERSTAND, z.n., o., des onverstands, of van het onverstand; zonder meerv. Het tegendeel van verstand; meest het verzuim van het vermogen der ziel wel te gebruiken: 't geweten door onverstant verrukt. Vond. Met onverstand ijveren. Onverstand, mannel. genomen, is iemand, die met onverstand handelt. Zoover verstaan ook gebruikt wordt van het met elkander eens zijn, vindt men onverstand ook in den zin van oneenigheid genomen: om alle onverstant ter neder te leggen, ende vrede onder de broeders te soecken. D.P. Enchirid. Van on en verstand. Van hier het veroud. bijv. n. onverstandel: ach! dat op deze ruy geen woestaard onverstandel dit lichaam en mishandel! Hooft. Zoo ook onverstandelheid: dat wite mijnre plomper onverstandelheit. Voorrede voor den Byb. 1477. Thands gebruiken wij onverstandig, onverstandigheid, onverstandiglijk.