Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 629]
| |
onverschilligst. Vrij: eene onverschillige keus. Die zich aan niets kreunt: een onverschillig mensch. Even eens: het is mij onverschillig. Van on en verschillig. Van hier: onverschilligheid, onverschilliglijk. Bij Hoogstr. vindt men ook onverschillend. Onverschelig is niet na te volgen. Zie ig. |
|