[Onverdienbaar]
ONVERDIENBAAR, bijv. n. en bijw., zonder vergrooting. Hetwelk men niet verdienen kan. Vond. heeft het woord. Voorts: onverdienste, het tegendeel van verdienste: bekennende haer onverdienste. Vond. Mijn eigen onverdienst. Huyg. Van hier: onverdienstelijk, dat niet verdient. Zie baar.