[Onttuijen]
ONTTUIJEN (ook onttuijeren), bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. ont en tuijen: ik onttuide, heb onttuid. Eigenlijk een scheepswoord, beduidende het schip van den kabel, waaraan het met voor- en achtersteven vast ligt, los maken. Hooft gebruikt het in het gemeen voor los maken, wegnemen: 't zij ghij van de Garonn' en Loyr' het burgerschap onttuijen wilt.