aansteken: het vuur ontsteken. Indien de roode haen ontsteekt een helsche mijn. Vond. Die 't vier der wraake ontstak. G. Brandt. Gelijk nu het vuur andere brandstof aansteekt, zoo gebruikt men dit werkwoord ook van andere zaken, die een of ander ding veroorzaken: de leeurik ontsteekt aen uwen toon zijn gallem. Poot. Oneig. beteekent het eene snelle beweging veroorzaken, vooral in de heelkunst, waar men van onstokene deelen des ligchaams spreekt: zoo is mijn keel ontsteken. H. Schim. Ontstokene oogen. Een ontstoken gezwel. Te weten; het bloed verdikt in de kleinere vaten, en kan geene doorstraling vinden; door toevloed van aanpersend bloed ontstaat er eene grootere maat van warmte, waardoor dat deel des ligchaams opzwelt en van buiten rood wordt. In eene andere figuur, gebruikt men het van geweldige driften, die op den omloop des bloeds zoo veel invloed hebben, dat het aangezigt rood wordt, en het gansche ligchaam als gloeit. Men gebruikt het op meer dan eene wijs. Van vurigen ijver, als: dit eischt uw eedle drift, die van der jeugt ontsteken enz. J. de Haes. Nogh kan een lust mij het hart ontsteken in het midden van die smarte. J. de Haes. 't Licht, dat 't engelsdom ontsteekt door zijnen gloet. Moonen. Van den hevigen hartstogt van liefde: haar oog ontsteekt het hart van alle minnaars. Zoo 't minnevier haer hart ontstak. Poot. Van teedere betrekking; waar het onz. voorkomt: sijn ingewandt ontstack tegen sijnen broeder. Bybelv. Van toorn, wraak enz.: wat gerechte wraak ontstak. G.
Brandt. Van toorn ontstoken worden. Hij zelf ontstak hunnen spijt. Hooft. Van vinnige spijt ontsteken. Vond. Men gebruikt het ook wederk.: zich ontsteken, zich verbolgen maken: En ontsteeckt u niet over de boosdoenders. Bybelv. Eindelijk gebruikt men het van andere dingen, die, om hunne verwoesting, met ontstoken vuur vergeleken worden: hij ontstak den oorlog in den boezem des rijks. Onz., met zijn; in brand raken. Eigenlijk: de keerssen moeten ontsteeken aan de loogh uwer toortze. Hooft. Dat in 't klooster een zwaare brandt ontstak. Hooft. Eer 's mergens son ontstack. C. Huyg. Tussen neegen en tien uuren ontstak de nieuwe borse. Hooft. Oneig. zegt men het van het gaanderaken der driften: ontsteeken door deeze reeden verklaaren zij. Hooft. Zij ontstak in haar