[Ontcijferen]
ONTCIJFEREN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. ont en cijferen: ik ontcijferde, heb ontcijferd. Een verborgen, met cijfers, dat is geheime teekens, geschreven schrift verklaren; naar het fr. dechifrer: alle brieven werden bij hem ontsijfert. Hooft. Fig. voor verklaren, uitleggen: ik heb eindelijk het geheim ontcijferd. Van hier: ontcijfering.