Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 494]
| |
onmin. Tot onmin noit te praemen. Poot. Hiervoor zegt M. St. ommin: dat men den Vlaminc dese omminne dede. Bij J. de Brune vindt men een werkw. onminnen: onmint u zelven, wilje wel bemint zijn. Van on en min. Van hier: onminnelijk, onvriendelijk, onminzaam. |
|