[Onmiddellijk]
ONMIDDELLIJK, bijv. n. en bijw., zonder trappen van vergrooting. Zonder tusschen komend middel: Gods onmiddellijke hulp. Zonder tusschen schietend beletsel: Gods onmiddellijke tegenwoordigheid genieten. Zonder tusschentijd, in den gemeenzamen stijl: ik ben er onmiddellijk weer. Van on en middellijk.