[Onindrukbaar]
ONINDRUKBAAR, bijv. n. en bijw., onindrukbarer, (onindrukbaarder) onindrukbaarst. Dat niet ingedrukt kan worden: onindrukbaar voor de vragt. M.L. Tydw. Van on en indrukbaar. Odindrukkelijk, die voor geene zedenlijke drangreden wijkt; ook dat geene indrukken op het gemoed maakt.