[Ongegrond]
ONGEGROND, bijv. n. en bijw., ongegronder, ongegrondst. Zonder grond, in eenen figuurlijken zin, dat op geenen goeden grond rust, dat met de waarheid, met den aard der zaak niet overeenkomt: ongegronde vermoedens koesteren. Zich met eene ongegronde hoop vleijen. Van on en gegrond.