[Onderwarig]
ONDERWARIG, bijv. n. en bijw., zonder trappen van vergrooting. Onderworpen: onderwaerigh aan gebreken. Vond. Der partijdigheit onderwaarigh zijn. Hooft. Plaaghen, waaraan de rampzaalighe hoogheid van Heidensche huizen ooit onderwaarigh was. Hooft. Van onder en warig. Dit warig is van het oude waren, weren, dat is zijn; ijsl. vera. Van dit waren, weren is nog het meerv. wij waren, gij waart enz.