[Onderteekenen]
ONDERTEEKENEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. en onscheidb. voorz. onder en teekenen. Scheidb.: ik teekende onder, heb ondergeteekend. Een teeken onder iets zetten; in het bijzonder de eerste letters van zijnen naam onder iets schrijven, en voorts den geheelen naam onder iets zetten: Ik ondergeteekende beken enz. Onscheidb.: ik onderteekende, heb onderteekend. Iets, met het stellen van zijnen naam onder een geschrift, bekrachtigen: ik heb de rekening niet kunnen onderteekenen. Een verdragh dat ter weederzijden onderteekent werd. Hooft. Zie onderschrijven. Van hier: onderteekening.