[Onderstand]
ONDERSTAND, z.n., m., des onderstands, of van den onderstand; zonder meerv. Hulp voor eenen tijd, bijstand: iemand onderstand doen. Onderstand van volk en geld krijgen. Met geenen onderstandt. Hooft. Tot onderstandt van die van Valenchien. Hooft. Gun de grijze hairen onderstant en stille rust. Poot. Dit woord wordt ook somtijds onz. gebruikt, gelijk L. ten Kate reeds heeft aangeteekend, als dan afstammende van het oude onscheidb. onderstanden, hulp toebrengen. Van hier het veroud. onderstandig. Zameng.: onderstandgelden, onderstandschuldig.