[Onderspoelen]
ONDERSPOELEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. en onscheidb. voorz. onder en spoelen. Scheidb.: ik spoelde onder, heb ondergespoeld. Door spoelen onderbrengen: het zeewater spoelt er al dat slijk onder. Onscheidb.: ik onderspoelde, heb onderspoeld. Door spoelen van onderen uitholen.