[Onderreep]
ONDERREEP, z.n., vr., der, of van de onderreep; meerv. onderreepen. Eene reep, of touw aan de onderste zijde van een vischnet, waaraan men looden hangt, om hetzelve te doen zinken; het tegendeel van bovenreep, die, door middel van kurken, op het water drijft. Van onder en reep.