Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 435]
| |
onderliet wel niet, de plaatzen te sterken. Hooft. Zonder onderlaten bidden. Daerom wort het recht onderlaten. Bybelv. Scheidb. zoude het zijn in eene plaats, die onder is, iets liggen laten. Het eerste is untarlazzen bij Otfrid. |
|