[Onderkeurs]
ONDERKEURS, z.n., vr. der, of van de onderkeurs; meerv. onderkeurzen. Eene bloote keurs, zonder bovenjak: in een' onderkeurs. Hooft. Een onderrok: waar door men quam te zien haar blaauw satijne onderkeurs. Bat. Arkadia. Verkleinw. onderkeursje. Van onder en keurs.