[Ondergeven]
ONDERGEVEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het onscheidb. voorz. onder en geven: ik ondergaf, heb ondergeven. Onderwerpen: maar wij ondergheven ons met aller ootmoedicheijt, dat ordeel aller rechte Christenen. D.P. Hantboecxken. Het is reeds verouderd.