[Onderbouwen]
ONDERBOUWEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. en onscheidb. voorz. onder en bouwen. Scheidb.: ik bouwde onder. heb ondergebouwd. Door ploegen iets onder de oppervlakte van den grond brengen; geld. woord: hij moest de mislukte boekweit er weer onderbouwen. Een gebouw onder een ander gesticht plaatsen, dat tot stut en steum van het geheel strekt; wanneer het onscheidb. is: onderbouwde, heb onderbouwd. Zoo zegt J. de Brune: hooghdravende kerken, die van verachtingh en spijt onderbouwt zijn. Oneigenlijk zegt Hooft: dezelve had de Spaansche zaak zulx onderbouwt, dat is ondersteund.