[Onbestorven]
ONBESTORVEN, bijv. n., zonder trappen van vergrooting. Van on en bestorven. Iemand, wiens ouders nog leven; ook iets, dat, door versterf, niet aan andere erven overgegaan is:
Zijne onbestorven kroon aan 't Godtsrijk overgeev! L. Trip.
Zie andere beteekenissen in besterven.