[Onbederflijk]
ONBEDERFLIJK, (onbederfelijk), bijv. n. en bijw., zonder trappen van vergrooting. Van on en bederflijk. Dat niet bederven kan: het onbederflijk goud. De Deck. Bij Vond. vindt men ook een ander woord, onbederfzaam, dat niet pleegt te bederven: onbederfzaem hout. Van hier: onbederflijkheid.