Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 382] [p. 382] [Omtooveren] OMTOOVEREN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. om en tooveren: ik tooverde om, heb omgetooverd Tooverend ommaken. Ook met vele knoopen om iets vastmaken; een woord der dagelijksche taal. Vorige Volgende