Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 376]
| |
Hooft gebruikt het bedr., voor met snelheid omdraaijen: 't hooft omsnorrende. Onz., met hebben; met een gesnor omvliegen: dat de slinger door de lucht omsnort. Vond. Met zijn; snorrend om iets vliegen: hij is den hoek omgesnord. |
|