Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 367]
| |
ver ragen: zij raagde alles om. In het rond ragen: de kamer omragen. Onscheidb.: ik omraagde, heb omraagd. Met spinrag omgeven, omwinden. |
|