[Omgraven]
OMGRAVEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het scheidb. en onscheidb. voorz. om en graven. Scheidb.: ik groef om, heb omgegraven. Zoo graven, dat het onderste boven kome: een stuk lands omgraven. Onscheidb.: ik omgroef, heb omgraven. Rondom iets graven; ook met graften en schansen omringen: op ons omgraaven veldt. P. Scriverius.