[Omgieten]
OMGIETEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het scheidb. en onscheidb. voorz. om en gieten. Scheidb. ik goot om, heb omgegoten. In eene andere ruimte gieten: ik heb de kopjes omgegoten. Door hersmelten in eenen anderen vorm gieten; oneigenlijk: wetkenners - zijn, giet hen Godts genae niet om, voor Godt ondeugend. M.L. Tydw. Onscheidb.: ik omgoot, heb omgoten. Aan