Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 330]
| |
M. Stoke gebruikt, zonder dat eene der plaatsen het geslacht beslist. Het, door A. Kluit, uit dien Schrijver, in de Naaml. van Hoogstr., bijgebragte met groten oestal lees ik, in de uitgaaf, door Alkemade bearbeid, met groten oestlen. Ook een verheven tuig, waarin men misdadigers, welke men pijnigen en uitrekken wilde, ophing: ende greep Sinte Vincentius, ende lieten hangen in een oestel, en lieten wtrecken. Der sielentroest. Eindelijk beteekende het eenen stut, bij Kil. statumen. Huidecoper zegt: mogelijk is het, in zijnen oorsprong, niet anders dan hoogstel. Dan zoude het woord van het manl. geslacht zijn. |
|