[Oen]
OEN, een klemstaartige basterduitgang, die aan het einde van eenige zelfstandige naamwoorden gevonden wordt, als: kattoen, blazoen, latoen, plantsoen, festoen enz. Deze uitgang is, door de Franschen, tot ons gekomen, die denzelven waarschijnlijk van de Italianen hebben, welke er zich van bedienen, om iets, dat groot is, uittedrukken; zoo is b.v. casa, in het ital., een huis, casina een huisje, en casone een groot huis. Velen dezer woorden worden, bij ons, in het onzijdige geslacht gebruikt, als fatsoen, galjoen, latoen, menizoen, vermiljoen enz.