[October]
OCTOBER, z.n., m., des octobers, of van den october; zonder meerv. De tiende maand van het jaar (van het lat. october), die, bij de Romeinen, de achtste was, en een en dertig dagen telt. Wij noemen deze maand wijnmaand, in navolging van Karel de Groote, omdat de wijnoogst, gemeenlijk, in dezelve voorvalt. In de achtste eeuw had zij, bij R. Maurus, den naam van windumanoth, windmaand. De saksen noemen haar zaad - of zaaimaand.