[Nippen]
NIPPEN, onz. w., gelijkvl. Ik nipte, heb genipt. Dit woord, met nijpen verwant is, wordt van kinderen gebruikt, als zij met elkander kibbelen, en die kibbelzucht, door krabben, slaan, nijpen, aan den dag leggen. Ook zegt men, in de dagelijksche taal: als het begint te nippen (te nijpen), als de nood aan den man komt.