[Nederplons]
NEDERPLONS, z.n., m., van den nederplons; zonder meerv. De daad van nederplonzen; ook in eenen lijdelijken zin: door zijnen nederpions. Hoogvl. Van neder en plons. Van hier nederplonzen, (nederplompen) met eenen plons in het water werpen, of vallen. Het enkele plonzen heeft Hooft.