[Nazwingen]
NAZWINGEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het scheidb. voorz. na en zwingen: ik zwong na, heb nagezwongen. Zwingend nawerpen, dat is met eene heen - en weerbeweging van de hand nawerpen: zij zwongen den vijanden vele werpgeweren na. Zwingen komt, in dien zin, bij Hooft voor. Halma gebruikt het gelijkvl.