Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Nawees] NAWEES, z.n., m. en vr., van den - der, of van de nawees; meerv. naweezen. Een kind, zoon of dogter, na des Vaders dood geboren. Van na en wees. Vorige Volgende