[Nastuiven]
NASTUIVEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het scheidb. voorz. na en stuiven: ik stoof na, ben nagestoven. Stuivend nawaaljen. Oneig., met schielijkheid en wanorde nakomen: zij stoven ons weldra na. Gelijk de wachthond den nachtdief naestuift. Antonid.