[Narigt]
NARIGT, z.n., o., des narigts, of van het narigt; meerv. narigten. Eene geloofwaardige tijding, of mondelijke bekendmaking van eene zaak, op eene andere plaats voorgevallen: zoodra de koning narigt kreeg, dat de vijand de brug afgebrand had enz. Onderrigting, waarnaar men zich gedragen kan of moet: dit schrijven dient u tot narigt. Van na en rigt, dat buiten zamenstelling niet in gebruik is.