Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 214] [p. 214] [Napersen] NAPERSEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. na en persen: ik perste na, heb nageperst. Nog eenmaal persen, om iets gladder te krijgen. Van hier napersing. Vorige Volgende