Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Namaand] NAMAAND, z.n., vr., der, of van de namaand; het meerv. is niet in gebruik. Het laatste van de maand. Van na en maand. Vorige Volgende