Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 204] [p. 204] [Nakaatsen] NAKAATSEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. na en kaatsen: ik kaatste na, heb nagekaatst. Na een' ander kaatsen; ik moet nog twee ballen nakaatsen. Vorige Volgende